| 
			 
				Vertaling 1951
			 
			
1 Toen kwam het woord des HEREN ten tweeden male tot Jeremia, terwijl hij nog in de gevangenhof opgesloten was: 2 Zo zegt de HERE, die dat doet, de HERE, die dat formeert, om het in vervulling te doen gaan, wiens naam HERE is: 3 Roep tot Mij en Ik zal u antwoorden en u grote, ondoorgrondelijke dingen verkondigen, waarvan gij niet weet. 
			 
		 | 
		  | 
		  | 
		
			 
				De Nieuwe Bijbelvertaling
			 
			
				1 De HEER richtte zich voor de tweede maal tot Jeremia, die nog steeds in het kwartier van de paleiswacht gevangen zat: 2 ‘Dit zegt de HEER, die de aarde heeft gemaakt, die haar heeft gevormd en gegrondvest, wiens naam is HEER: 3 Roep mij aan, en ik zal je antwoorden, ik zal je grote, wonderlijke dingen bekendmaken, dingen die je volkomen onbekend zijn.
			 
		 |