Vertaling 1951
17 Daarop zeide Samuël: Zijt gij niet, hoewel gij klein waart in eigen oog, geworden tot een hoofd der stammen van Israël? En heeft de HERE u niet gezalfd tot koning over Israël? 18 De HERE had u uitgezonden met de opdracht: Ga heen, sla die boosdoeners, de Amalekieten, met de ban, strijd tegen hen, totdat gij hen hebt uitgeroeid. 19 Waarom hebt gij dan niet naar de HERE geluisterd, maar hebt gij u op de buit geworpen en hebt gedaan wat kwaad is in de ogen des HEREN?
20 Toen zeide Saul tot Samuël: Ik heb wel naar de HERE geluisterd en ben de weg gegaan, waarop de HERE mij zond en ik heb Agag, de koning van Amalek, meegebracht, maar Amalek zelf heb ik met de ban geslagen. 21 Doch het volk nam van de buit kleinvee en runderen, het beste van het gebannene, om de HERE, uw God, offers te brengen in Gilgal. 22 Maar Samuël zeide: Heeft de HERE evenzeer welgevallen aan brandoffers en slachtoffers als aan horen naar des HEREN stem? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffers, luisteren beter dan het vette der rammen. 23 Voorwaar, weerspannigheid is zonde der toverij en ongezeggelijkheid is afgoderij en dienen van terafim. Omdat gij het woord des HEREN verworpen hebt, heeft Hij u verworpen, zodat gij geen koning meer zult zijn.
24 Saul zeide tot Samuël: Ik heb gezondigd, want ik heb het bevel des HEREN, uw opdracht, overtreden; maar ik vreesde het volk en ik heb naar hen geluisterd. 25 Nu dan, vergeef toch mijn zonde; keer met mij terug, dan zal ik mij voor de HERE neerbuigen. 26 Maar Samuël zeide tot Saul: Ik zal met u niet terugkeren, want gij hebt het woord des HEREN verworpen; daarom heeft de HERE u verworpen, dat gij geen koning meer over Israël zult zijn.
|
|
|
De Nieuwe Bijbelvertaling
17 en Samuël zei: ‘U mag dan in uw eigen ogen onbelangrijk zijn, toch staat u aan het hoofd van de stammen van Israël, nietwaar? De HEER heeft u gezalfd tot koning van Israël, 18 en de HEER heeft u erop uitgestuurd met de opdracht om de Amalekieten, die zondaars, te vernietigen en ze te bestrijden tot ze volledig waren uitgeroeid. 19 Waarom hebt u niet geluisterd naar wat de HEER u heeft gezegd? Waarom hebt u zich op de buit gestort en iets gedaan dat slecht is in de ogen van de HEER?’ 20 ‘Maar ik heb toch geluisterd naar wat de HEER gezegd heeft!’ wierp Saul tegen. ‘Ik ben er toch op uitgetrokken zoals de HEER me heeft opgedragen! Koning Agag heb ik gevangengenomen en de rest van de Amalekieten heb ik gedood. 21 En de soldaten hebben de beste van de buitgemaakte schapen, geiten en runderen voor vernietiging gespaard om ze in Gilgal te offeren aan de HEER, uw God.’ 22 Daarop zei Samuël: ‘Schept de HEER meer behagen in offers dan in gehoorzaamheid? Nee! Gehoorzaamheid is beter dan offers, volgzaamheid is beter dan het vet van rammen. 23 Weerspannigheid is even erg als toverij, en eigenzinnigheid is even slecht als afgodendienst. U hebt de opdracht van de HEER verworpen; daarom verwerpt hij u als koning!’ 24 Toen zei Saul tegen Samuël: ‘Ik heb gezondigd! Ik ben voorbijgegaan aan wat de HEER gezegd heeft, aan wat u gezegd hebt. Ik was bang voor de soldaten en daarom deed ik wat zij wilden. 25 Alstublieft, vergeef me en laat me niet alleen; ik wil neerknielen voor de HEER.’ 26 ‘Nee,’ antwoordde Samuël. ‘U hebt de opdracht van de HEER verworpen, daarom verwerpt de HEER u als koning van Israël.’
|